Het orgel
Het tamelijk fors uitgevallen orgel op het balkon onder de toren van de hervormde zaalkerk in Grootschermer is in 1864 gebouwd door Frederik Samuel Naber uit Deventer, ook wel Naber junior genoemd. Naber heeft ook het orgel in de kerk van Stompetoren geplaatst.
De vader van Frederik Naber, Carl Friedrich August Naber, is afkomstig uit Tecklenburg, Duitsland. Hij leerde het orgelmakersvak bij George Henrich Quelhorst, zijn stiefvader, eveneens afkomstig uit Duitsland en voornamelijk aan het werk in het oosten van Nederland. Tijdens de bouw van het orgel in de Grote Kerk van Elburg in 1824, waaraan ook Carl meewerkte, werd Frederik geboren.
Carl Naber ontwikkelde zich tot een gerespecteerd orgelmaker en vestigde zich in Deventer. Hij leverde kwaliteit en was niet al te duur. Waarschijnlijk om de gunstige prijs-kwaliteit-verhouding verkoos de kerkenraad van de Alkmaarse Grote Kerk hem boven de beroemde orgelmakers Bätz uit Utrecht. Zo raakten vader en zoon Naber in 1854 in Alkmaar en omstreken aan het werk. Met de Grote Kerk kregen ze ook de Kapelkerk in onderhoud en werden tevens gevraagd naar Bergen te komen. Veel kerken in het toenmalige Noord-Holland hadden in de tweede helft van de negentiende eeuw een orgel nodig. In die tijd zijn de Nabers in contact gekomen met de kerken in Stompetoren en Grootschermer.
Carl is al overleden toen Frederik in 1864 het orgel in Grootschermer plaatste.
Het orgel heeft negen stemmen of registers, één klavier en een aangehangen pedaalklavier. Het omvat 550 metalen en houten pijpen (mooie fluitstemmen). Het uiterlijk van de kas heeft de kenmerken die Frederiks vader, Carl, ook al toepaste. Vooral de bekronende krullen zijn echt des ‘Nabers’. De Trompet geeft het een feestelijke tint. En uniek genoeg: het is gaaf bewaard gebleven.
Tussen 1978 en 1980 is het orgel gerestaureerd door Vermeulen te Alkmaar. De Trompet is jarenlang buiten gebruik geweest, en laat sinds de restauratie zijn geluid weer horen.